Vermaak in de 20e eeuw

In de loop van de 20e eeuw begon men in alle lagen van de bevolking langzaamaan meer vrije tijd te krijgen. Door de opkomst van mechanisatie werden veel beroepen en ook de landbouw geleidelijk minder arbeidsintensief. De werkdagen werden langzaam korter en sinds 1919 werd officieel de duur van een werkdag op 8 uur gesteld.

Eind 19e eeuw ontstonden er ook reisbureaus voor georganiseerde reizen. Reeds in 1876 werd het eerste Nederlandse reisbureau opgezet door Jacob Lissone. Maar onbetaalbaar voor de meeste mensen. Rond 1900 kostte een reis van 30 dagen naar Italië bij Lissone 500 gulden per persoon. Voor een arbeider zou deze reis dus ongeveer een half jaarsalaris kosten! Per persoon!  In 1911 liet Lissone een 14 persoons vehikel produceren door de autofabriek Spijker dat misschien wel als een voorloper van de bus kan worden gezien. Lissone zette deze ‘bus’ in voor excursies langs de bollenvelden, zoals een dagtocht voor 10 gulden per persoon inclusief warme lunch. Later zou Lissone via overnames opgaan in Holland International en uiteindelijk in TUI Nederland.

Maar ook feesten als Carnaval en Koninginnedag waren populair. De opkomst van de bioscoop maakte films toegankelijk voor het grote publiek. Ook theater, cabaret en sportevenementen waren populaire vormen van vrije tijd. Voor een ritje in de draaimolen betaalde je begin 20e eeuw 5 tot 10 cent. De Zweefmolen kostte ongeveer het dubbele en voor een spookhuis of reuzenrad kon de prijs oplopen tot 25 cent per ritje. Lekkernijen waren er ook genoeg. Popcorn, een glas frisdrank, een suikerspin of een oliebol kon je al kopen vanaf 5 cent. 

 

Afbeelding 20.6. In de zweefmolen op de kermis in Diemen in 1931. Stadsarchief Amsterdam

 

In het begin van de 20e eeuw, vooral tijdens het stomme filmtijdperk, kostte een bioscoopkaartje meestal tussen de 10 en 25 cent. Deze prijzen waren redelijk betaalbaar voor het brede publiek, en de bioscoop was een populaire vorm van vermaak voor mensen van alle leeftijden. In de Witte Bioscoop op het Damrak in Amsterdam had je in 1915 dagelijks doorlopende filmvoorstellingen van 14 tot 23 uur. Prijzen van 17,5 cent tot 30 cent voor balkon. Na 19 uur en op zondag iets duurder.

Ontwikkelingen gingen snel. Kermisattracties werden snel spannender, zoals achtbanen en vrije valtorens. Ook science-fiction-achtige attracties werden populair. Daarnaast ontstonden er ook pretparken als De Efteling. Attracties waren toen goedkoper dan nu. Voor een ritje in de achtbaan betaalde je toen ongeveer 25 cent. Zelfs gecorrigeerd voor inflatie is dat goedkoper van vandaag de dag. Voor de Efteling moest je in de jaren zestig 3 gulden entree betalen, maar bedenk wel dat de Efteling toen nog voornamelijk uit het sprookjesbos bestond met enkele attracties daaromheen, zoals een carrousel en een speeltuin.

Ook het filmaanbod ontwikkelde snel en in de jaren 60 had je een groot aanbod van onder andere Hollywood films en James Bond films. Maar ook films van bijvoorbeeld Fellini en Bergman kregen veel aandacht. Een kaartje voor de bioscoop kon oplopen tot 50 cent, maar was soms ook maar 10 cent.