17e eeuw. Cultuur, Macht & Florijnen

Groot, Jan van Arkel, Bisdom Utrecht, 3e of 4e emissie 1348-1363
Groot, Jan van Arkel, Bisdom Utrecht, 3e of 4e emissie 1348-1363

Florijn met klop 'HOL' uit 1685 van Kampen

De tachtigjarige oorlog bleef begin 17e eeuw voortduren. Rond 1628 laaide de strijd weer op, waarbij de Noordelijke Nederlanden met het zilver van de buitgemaakte zilvervloot door Piet Hein uiteindelijk de strijd konden winnen. Dat duurde overigens nog wel even, maar in 1648 kwam er met de ondertekening van de Vrede van Münster een einde aan de Tachtigjarige Oorlog. De Spanjaarden erkenden de onafhankelijkheid van de Republiek. Daardoor ontstond wel een officiële splitsing van de Nederlanden; De Noordelijke Nederlanden die een onafhankelijke republiek vormden en de Zuidelijke Nederlanden die als de Spaanse Nederlanden onder vreemd gezag bleven.

 

Het leven in de 17e eeuw was ontzettend duur. De oorzaak was gelegen in de torenhoge belasting op voedsel, kleding en brandstof. De rijke regenten en kooplieden betaalden over hun hoge winsten zo goed als niets. Het volk draaide op voor de kosten van het grote huurleger en de vloot. Veel Nederlanders hadden een inkomen dat te laag was om van te kunnen leven, maar te hoog was om dood te gaan. Een smalle bovenlaag had het net iets beter, zoals een gehuwd predikant zonder kinderen die in 1658 een inkomen had van ongeveer 600 gulden per jaar of 12 gulden per week. Daarvan ging bijna 7 gulden op aan wekelijkse voeding en huishouden.

Kerk en overheid organiseerden Latijnse scholen. Het schoolgeld bedroeg in 1675 zo’n 10 tot 12 gulden per jaar. Deftige particuliere scholen kosten al gauw 50 gulden per jaar. Een rector op een Latijnse school verdiende zo’n 800 gulden per jaar. Het respect voor professoren was niet bijster hoog. Hun inkomen was tot 1650 zo'n 400 gulden per jaar en dat was karig, waardoor zij studenten tegen betaling in de kost namen. Om goede hoogleraren aan te trekken tegen wie men opkeek verhoogde Leiden hun inkomen gaandeweg tot 2000 gulden per jaar.

Om minderwaardig geld van stedelijke munthuizen tegen te gaan, werden de zilveren dukaat en zilveren rijder vanaf 1612 de nieuwe standaard. Zie ook de pagina Muntgeld en koopkracht in de 17e eeuw.

In de 17e eeuw was de markt in de Nederlanden een bruisende plek waar kooplieden, boeren, ambachtslieden en consumenten samenkomen om goederen te verhandelen en te kopen. Zie ook de pagina Voedingsmiddelen in de 17e eeuw.

Men droeg ook in deze eeuw veelal een tuniek van wol of linnen. Zie ook de pagina Kleding in de 17e eeuw.

De stedelijke ontwikkeling kwam goed op gang deze eeuw. Huizen die men zoal kon huren staan op de pagina Wonen in de 17e eeuw.

Er kwamen meer kanalen en geplaveide wegen, waardoor reizen per boot of koets beter mogelijk werd. Zie ook pagina Reizen in de 17e eeuw. Om te kunnen overnachten ontstonden steeds meer herbergen die bovendien meer comfort gingen leveren. Zie ook pagina Overnachten in de 17e eeuw.

De beroepen van timmerman en dokter werden steeds professioneler in de 17e eeuw. Op de pagina's Timmerman in de 17e eeuw en Dokter in de 17e eeuw worden deze beroepen nader beschreven en hoe hun inkomsten en uitgaven er konden uitzien.

Ook in de 17e eeuw waren er volksfeesten, jaarmarkten en kermissen. Zie ook de pagina Vermaak in de 17e eeuw.

Meer informatie, voorbeelden en overzichten staan in het boek "Zeven Eeuwen Zilvergeld In De Nederlanden"