Timmerman in de 14e eeuw

Timmerlieden waren belangrijke ambachtslieden die verantwoordelijk waren voor het bouwen en repareren van huizen, kerken en andere gebouwen, evenals het maken van meubels en andere houten objecten. Ze werkten vaak als onderdeel van een gilde, die de beroepsstandaarden en regels voor hun werkzaamheden vastlegde. In de 14e eeuw was het gebruikelijk dat ambachtslieden hun werk uitvoerden in werkplaatsen aan huis, waar ze vaak samenwerkten met leerlingen en andere werknemers. Deze werkplaatsen waren vaak klein en basic en werden niet verwarmd, waardoor werken in de winter erg zwaar kon zijn. Inkomsten varieerden sterk afhankelijk van locatie, seizoen en vakmanschap, maar waren gemiddeld 4 grooten per dag halverwege de 14e eeuw. Ze werkten 6 dagen per week, dus gemiddeld 24 grooten per week. Zijn uitgaven bestonden uit voedsel, huur, brandstof voor verwarmen huis en werkplaats en kosten voor zijn gereedschap. Een huishoudboekje zou er als volgt uit hebben kunnen zien:

  • Wekelijkse inkomsten: ongeveer 24 grooten per week
  • Wekelijkse uitgaven:
    • Voedsel: 12 grooten
    • Brandstof: 2 grooten
    • Materialen en gereedschappen: 3 grooten
    • Huur: 2 tot 3 grooten
    • Overige uitgaven: 2 grooten
    • Sparen voor kleding e.d.: 2 of 3 grooten

Met 12 grooten voor voedsel per week voor een heel gezin kon je eigenlijk alleen roggebrood, melk, bier en wat vis of kaas kopen. Meestal was er wat groente, fruit en eieren rondom huis beschikbaar. En voor 2 of 3 grooten aan huur per week huurde je een eenvoudig huisje met één werkruimte en één of twee ruimtes om met zijn allen in te wonen. Voor kleding was niet veel geld beschikbaar. Alleen al voor een paar eenvoudige schoenen moest een timmerman 2 à 3 maanden sparen. De meeste kleding (ver)maakte men zelf. Soms kon een timmerman wat bijverdienen door eigen producten op de markt te verkopen.