Dokter in de 19e eeuw

In de 19e eeuw werd de medische kennis verder ontwikkeld en verbeterd, en er werden belangrijke ontdekkingen gedaan. De opkomst van de moderne wetenschap en technologie had ook invloed op de medische praktijk. Door nieuwe methoden waren artsen beter in staat waren om ziekten te herkennen en te behandelen. De verpleging professionaliseerde verder met de oprichting van ziekenhuizen en het vak van verpleging. Daarnaast kwam er meer aandacht voor hygiëne en preventie van ziekten en werden er nieuwe behandelingen ontwikkeld. Artsen konden zich steeds meer specialiseren in een bepaald vakgebied.

Een gewone dokter die we tegenwoordig huisarts noemen, was in die tijd een praktiserend arts. Behandelingen die een praktiserend arts uitvoerde in de 19e eeuw bestonden zoal uit aderlatingen, amputaties van lichaamsdelen die niet meer te redden waren, vaccinaties tegen ziekten zoals pokken en difterie, medicatie voorschrijven, verbanden aanbrengen, diverse behandelingen en begeleiden van bevallingen en het uitvoeren van onderzoek om diagnoses te kunnen stellen, zoals controleren van de pols, luisteren naar hart en longen en nader onderzoeken van bloed- en urinemonsters.

Voorbeeldtarieven van een praktiserend arts in de hogere sociale klasse waren:

  • Consulten 3 tot 5 gulden. Bij visites thuis kwam daar 1 of 2 gulden bij
  • Het tarief voor aderlaten varieerde van 1 tot 10 gulden.
  • Het tarief voor het zetten van gebroken botten lag tussen de 5 en 20 gulden.
  • De behandeling van longontsteking kostte tussen de 10 en 50 gulden.
  • verwijderen van een tumor kostte gemiddeld tussen de 50 en 200 gulden.
  • De kosten voor een bevalling varieerden tussen de 5 en 50 gulden

De mogelijke inkomsten per week zijn dan ongeveer 260 gulden, bestaande uit:

  • Bij 30 Consulten en 5 visites ongeveer 120 gulden
  • Aan verkoop van medicijnen en kruiden verdiende hij ongeveer 20 gulden er week
  • Ingrepen en behandelingen50 gulden per week
  • Bevallingen 40 gulden per week.

Een bijbehorend uitgavenpatroon per week zou kunnen zijn:

  • Huur van een groot huis met praktijkruimte: 30 gulden
  • Praktijkkosten, apparatuur en middelen: 30 gulden
  • Personeel en een verpleegkundig assistent: 20 gulden
  • Huishoudelijke uitgaven, zoals voeding, drank en diners voor sociale verplichtingen: 60 gulden
  • Onderhoud van het huis, tuin en meubilair: 20 gulden
  • Kleding en persoonlijke verzorging: 10 gulden
  • Opleiding, ontwikkeling, reizen en vervoer: 30 gulden
  • Lidmaatschap van een exclusieve club: 10 gulden
  • Entertainment en vrijetijdsactiviteiten: 20 gulden
  • Sparen en investeren: 30 gulden

 

Arts bezoekt een zieke oude vrouw in bed,
Wybrand Hendriks (toegeschreven aan), 1816 (online collectie Rijksmuseum)