Timmerman in de 17e eeuw

In de 17e eeuw ontwikkelde het beroep van timmerman zich verder en werd het steeds meer gespecialiseerd. Er ontstonden verschillende specialisaties binnen het beroep, zoals scheeps- en meubeltimmerlieden. Dit kwam mede door de groeiende vraag naar gespecialiseerd vakmanschap en de groeiende economie. De timmerman had in de 17e eeuw steeds meer te maken met nieuwe technologieën en materialen, zoals het gebruik van ijzeren spijkers in plaats van houten pinnen. Daarnaast veranderden ook de bouwstijlen en -methoden. Zo werd in de 17e eeuw bijvoorbeeld meer gebruik gemaakt van houtskeletbouw en kreeg de gevelarchitectuur steeds meer aandacht. Ook op het gebied van inkomen veranderde er veel voor timmermannen in de 17e eeuw. Gemiddelde daglonen lagen tussen 15 en 30 stuivers per dag, afhankelijk van plaats, ervaring en specialisatie. Als we uitgaan van gemiddeld 20 stuivers per dag, dan was dat 120 stuivers of 6 gulden per week. Meestal verdiende hij ook nog zo’n 20 stuivers in de week met lesgeven of verkoop van eigen producten. Totale inkomsten dus ongeveer 7 gulden per week. De wekelijkse uitgaven waren bijvoorbeeld:

  • 1 tot 2 gulden huur voor een bescheiden arbeiderswoning in de buitenwijken van een stad
  • 2 gulden voor basisvoedsel, zoals brood, kaas, melk, eieren en groenten
  • 25 stuivers reservering voor kleding en schoenen
  • 10 stuivers reservering voor gereedschap
  • 5 stuivers voor overige kosten
  • 20 stuivers om te sparen, bijvoorbeeld voor als er minder werk was

Dit was, net als in voorgaande eeuwen, geen vetpot. Amper voldoende voor basisvoedsel, maar meestal verbouwde men ook zelf wat voedsel om aan te vullen. Als er kleding of schoenen nodig waren, was dat een pittige aanslag op het budget. Vaak probeerde men extra inkomsten te regelen, bijvoorbeeld doordat de man eigen gemaakte producten ging verkopen of dat de vrouw meehielp, zoals schoonmaakwerk of het naaien en vermaken van kleding.

 

Timmerman, Jan Luyken, 1694 (online collectie Rijksmuseum)