Timmerman in de 19e eeuw

Ook in de 19e eeuw professionaliseerde het vak van timmerman zich steeds verder. Een belangrijke factor hierin was de opkomst van de industriële revolutie, die zorgde voor nieuwe technologieën en materialen waarmee timmerlieden konden werken. Een van de belangrijkste ontwikkelingen in de 19e eeuw was de opkomst van de stoommachine, waardoor machines hout konden zagen en schaven. Dit maakte het werk van timmermannen sneller en efficiënter. Opleidingen voor timmermannen kenden naast praktische vaardigheden ook steeds meer theoretische kennis, zoals wiskunde.

De inkomsten verbeterden door verschillende factoren, waaronder economische groei, een toenemende vraag, betere kennis en kunde en collectieve acties door vakbonden. Het inkomen varieerde afhankelijk van specialisatie, ervaring, economische situatie en of ze een eigen bedrijf hadden of in dienst waren bij een werkgever. Maar over het algemeen lag het daginkomen halverwege de 19e eeuw tussen 2 en 3 gulden per dag. Neem gemiddeld 2,50 gulden per dag, dan kom je op 15 gulden per week. De gemiddelde uitgaven waren:

  • Huur inclusief werkruimte: 3 gulden per week
  • Voedsel: 6 gulden per week
  • Kleding: 2 gulden per week
  • Brandstof: 1 gulden per week
  • Verzekeringen: 8 stuivers per week
  • Schoolgeld: 10 stuivers per week (indien van toepassing)
  • Overige uitgaven (medicijnen, verzorging, huishoudelijke artikelen, etc.): 2 gulden per week.

Hieruit blijkt dat een inkomen van 15 gulden per week ook wel nodig was. Bij een inkomen van 2 gulden per dag moest er aardig bezuinigd worden en bij 3 gulden per dag was er meer ruimte voor extra luxe.

Vaak werd er wat extra inkomen verkregen doordat de timmerman eigen producten verkocht of lesgaf en de vrouw van de timmerman kleding repareerde, verstelde of schoonmaakwerk deed.

 

Timmerman aan het werk, Jean Baptiste Madou, 1825 - 1835 (online collectie Rijksmuseum)