Reizen in de 18e eeuw

Op veel plekken moest tol betaald worden om door bepaalde gebieden te mogen reizen of om gebruik te mogen maken van wegen en bruggen. Zo moesten passanten bij het Huys te Werven bij Den Haag een oortje (1/4e stuiver) aan tol moesten betalen. Een rijtuig met paard moest 1 stuiver betalen en koetsen met 2 of 4 paarden resp. 2 en 4 stuivers aan tol. Daarvoor was er wel een nieuwe weg aangelegd.

Net als in de 17e eeuw waren de belangrijkste opties om te reizen in de 18e eeuw de trekschuit, te paard of met postkoets. Veel mensen reisden echter te voet, vooral korte afstanden. In de 18e eeuw werden wegen wel verbeterd, waardoor reizen per paard of koets makkelijker ging. Ook werd het kanalennetwerk uitgebreid, zodat meer dorpen en steden met de trekschuit bereikbaar werden. Ondanks deze verbeteringen bleef het reizen in de 18e eeuw traag en weinig comfortabel.

De ‘gewone’ klasse was de goedkoopste klasse in de trekschuit. Je zat dan met meerdere passagiers op een kale houten bank in het ruim met doorgaans beperkte beenruimte en weinig of slecht zicht. Tarieven wisselden afhankelijk van tijdstip, beschikbaarheid en seizoen, maar waren gemiddeld ongeveer 1 gulden voor de tocht van Amsterdam naar Haarlem of Utrecht, 1,5 gulden van Amsterdam naar Leiden en 3 gulden van Amsterdam naar Rotterdam. Voor de eerste klasse betaalde je ongeveer het dubbele. Maar dan had je wel gestoffeerde zitplaatsen in de roef, meer beenruimte, beter uitzicht en soms zelfs privé kamers. Overigens duurden deze reizen lang. Van Amsterdam naar Haarlem zo’n 3 tot 4 uur, maar van Amsterdam naar Rotterdam maar liefst 12 tot 16 uur. Soms nog langer, afhankelijk van tussenstops.

Om te reizen met bagage kon je ook gebruik maken van een sjees (licht rijtuig met twee paarden voor twee passagiers en beperkt laadvermogen) of een berline (koets met vier wielen, vier paarden en geschikt voor vier tot zes passagiers). Een sjees kostte rond 1780 ongeveer 1,5 gulden per uur. Een berline kostte 3 guldens per uur. Een rit van Maastricht naar Luik duurde 4 uur en kostte 6 gulden per sjees of 12 gulden met een berline. Een rit naar Bergen op Zoom duurde 30 uur en kostte zo’n 90 gulden per berline.

 

In het ruim van een trekschuit. Haarlemmer trekschuit in 1760, Simon Fokke (1712-1784), stadsarchief Amsterdam