Wonen in de 16e eeuw

De huurprijzen stegen snel in de 16e eeuw als gevolg van stedelijke ontwikkeling, economische groei en bevolkingsgroei. Een eenvoudig huisje kon gehuurd worden voor ongeveer 10 stuivers tot 2 gulden per maand, afhankelijk van de locatie en de grootte van het huisje. Zo’n woning bestond meestal uit één of twee kamers en was gemaakt van hout en leem met een rieten dak. Er werd gekookt op een open vuur en water moest men halen bij een nabijgelegen put. Deze woningen bevonden zich meestal aan de rand van de stad of in achterafstraatjes.

Een iets fraaiere woning in een iets betere buurt kostte 3 tot 5 gulden per maand. In Utrecht kon men in de 16e eeuw een nette woning in het centrum huren voor tussen de 4 en 6 gulden per maand. Een kleinere woning elders in de stad kostte rond de 1 tot 2 gulden per maand.

Een luxere woning, bijvoorbeeld een groot huis in de stad met meerdere kamers en eventueel een tuin, was uiteraard veel duurder. In Amsterdam betaalde men in de 16e eeuw voor zo’n pand in het centrum tussen de 8 en 20 gulden per maand. Huurprijzen voor luxe herenhuizen en verdiepingen in grachtenpanden konden oplopen van 50 tot 100 gulden per maand of meer.

Het is echter belangrijk op te merken dat de huurprijzen sterk varieerden afhankelijk van de locatie en de economische omstandigheden. In grote steden waren de huurprijzen hoger dan op het platteland.

Woningen in de buurt van Antwerpen. Landschap met de barmhartige Samaritaan, Jacob Grimmer, 1536 - 1592. (Online collectie Rijksmuseum)