Dokter in de 20e eeuw

Hieronder een voorbeeld van de inkomsten en uitgaven van een huisarts die woont en werkt in het begin van de 20e eeuw in een welvarende wijk in Amsterdam. Zijn praktijk is gevestigd in een statig pand dat hij huurt. Hij heeft een groot klantenbestand van welgestelde patiënten, en hij staat bekend als een vooraanstaand arts in zijn sociale kring. Hij heeft personeel in dienst, waaronder een assistent en een secretaresse. Zijn inkomsten per week zijn gemiddeld 950 gulden, bestaande uit:

  • Consulten en diagnostische tests: 400 gulden. Gemiddeld 40 patiënten per week met een vergoeding van 10 gulden per patiënt.
  • Huisbezoeken: 200 gulden. Gemiddeld 10 huisbezoeken per week voor 20 gulden per visite.
  • Kleine chirurgische ingrepen en behandelingen: 300 gulden. 6 ingrepen en behandelingen per week á 50 gulden.
  • Injecties: 50 gulden. 10 injecties per week á 5 gulden.

Uitgaven per week:

  • Huur voor een groot pand met praktijk aan huis. De huur van dit pand bedraagt 250 gulden per week.
  • Personeel, waaronder een assistent, huishoudster en een secretaresse. Samen 150 gulden per week.
  • Praktijkmiddelen, zoals medicijnen en medische apparatuur, voor 50 gulden per week,
  • Reservering van 25 gulden per week voor het bijwonen van conferenties.
  • Voeding en huishouden kost gemiddeld 75 gulden per week.
  • Diverse onkosten: 100 gulden
  • Sparen, investeren, vrije tijd en overige: 300 gulden per week.

De financiering en organisatie van de gezondheidszorg veranderde in de loop van de 20e eeuw. De overheid ging zich meer bemoeien met de gezondheidszorg en er kwamen nieuwe financieringsmodellen. Dit had invloed op de rol en positie van de huisarts in de gezondheidszorg. Door de vergrijzing, toename van de bevolking en financiering van de zorg vanuit de overheid nam het aantal patiënten dat een huisarts behandelde toe. Hierdoor kreeg de huisarts een steeds belangrijkere rol in de gezondheidszorg. De inkomsten van een huisarts in de jaren 60 hingen sterk af van het aantal patiënten en de regio, maar bedroegen gemiddeld 2.000 tot 3.000 gulden per maand. Het kon ook voorkomen dat de inkomsten tegenvielen en kosten voor praktijk en personeel opliepen, waardoor het inkomen dat ze overhielden niet zo riant meer was.