Reizen in de 17e eeuw

In de gouden eeuw kwamen er al toeristen naar Amsterdam, vooral uit Engeland. Vanuit Harwich voeren er pakketboten naar Hellevoetsluis vanaf 6 gulden per persoon, bedienden half geld. In de 17e eeuw werd het reizen per trekschuit snel populairder en betaalbaarder door een groei van de middenklasse. De trekschuit was met al onze waterwegen populair en relatief voordelig, omdat grotere groepen mensen tegelijk vervoerd konden worden. In 1661 duurde de reis van Rotterdam naar Amsterdam per trekschuit bijna veertien uur. Een reiziger die om vijf uur ’s morgens met de trekschuit uit Rotterdam vertrok moest overstappen in Delft, Leiden, Leischendam en Haarlem en kwam dan om kwart over zes ‘s avonds in Amsterdam aan. De hele reis kostte ongeveer 1 gulden en 10 stuivers. 

Per koets was wel sneller, maar ook duurder. De rit van Amsterdam naar Den Haag kostte in 1661 vier gulden en drie stuivers. Dat is meer dan drie keer de ritprijs van de trekschuit. De reis over de weg duurde zes uur, terwijl de trekschuit er elf uur over deed. De rit van Amsterdam naar Antwerpen was in 1661 overigens vastgesteld op 10 gulden per persoon. Bovendien móest de koets vertrekken, ook als er maar één persoon in zat. Er waren namelijk klachten dat de koets dan niet ging, tenzij die persoon 20 gulden wilde betalen. 

 

Fragment van schilderij Het kasteel Nijenrode aan de Vecht bij Breukelen, Jacobus Storck, 1660 – 1686 met een trekschuit en een zeilboot (online collectie Rijksmuseum).