Timmerman in de 15e eeuw

Het beroep van timmerman was inhoudelijk in de 15e eeuw ongeveer gelijk aan de 14e eeuw. Wel ontstonden er meer gilden voor specialisaties, zoals het in die tijd gecompliceerde houtskeletbouw of voor het maken van specifieke meubels. Halverwege de 15e eeuw waren de inkomsten gemiddeld 6 grooten per dag voor het maken van meubels tot 9 grooten per dag voor werken aan een houtskeletbouw. Gemiddeld 8 grooten per dag. Met 6 dagen werken per week kwam dat neer op 48 grooten of 24 stuivers per week. Vaak ook nog 2 grooten per week extra voor het geven van les aan een leerling timmerman. De gemiddelde uitgaven bij een inkomen van 50 grooten per week waren ongeveer:

  • Voedsel voor het gezin: 25 grooten
  • Brandhout: 2 groot
  • Kaarsen: 4 grooten
  • Huur incl. werkruimte: 3 á 5 grooten
  • Onvoorziene uitgaven: 2 grooten
  • Sparen voor kleding e.d. 5 grooten
  • Lidmaatschap gilde: 1 groot
  • Materialen en gereedschappen: 5 grooten
  • Opzij leggen voor tijden zonder werk: 2 grooten

Een groot deel van het inkomen ging dus naar eenvoudig voedsel. En dan nog was het vaak noodzakelijk om dit aan te vullen met eigen groenten en fruit of vlees van eigen dieren of jacht. Soms kon een timmerman een paar stuivers per week extra verdienen met de verkoop van eigen producten. Veel geld voor kleding was er ook niet. Voor één eenvoudige tuniek moest al snel 2 maanden gespaard worden.