Reizen in de 16e eeuw

In de 16e eeuw veranderde het reizen aanzienlijk ten opzichte van de 15e eeuw. Er kwamen meer geplaveide wegen en bruggen, wat het reizen over land makkelijker maakte. Ook kwamen er nieuwe vervoersmiddelen, zoals diligences en postkoetsen. Deze vervoermiddelen waren sneller en comfortabeler dan wagens zonder vering. In 1560 kostte een reis per koets van Brussel naar Mechelen ongeveer 4 stuivers per persoon. In 1594 betaalde men ongeveer 2 stuivers per persoon voor de koetsrit van Den Haag naar Rotterdam. Een eigen paard was nog steeds voorbehouden aan de welgestelde burgers. In de 16e eeuw betaalde je voor een paard 30 tot 70 gulden, afhankelijk van de leeftijd en kwaliteit.

In de 16e eeuw werden steeds meer kanalen en vaarroutes aangelegd, waardoor reizen per boot makkelijker werd en toegankelijker voor een groter publiek. Het waren nog wel vooral zeilschepen. Deze eeuw was er een gestaag groeiend netwerk van schepen en boten waarmee passagiers van de ene stad naar de andere konden reizen. Er waren verschillende klassen beschikbaar, afhankelijk van de grootte en het comfort van het schip en de financiële middelen van de reiziger. Zo betaalde je in 1526 ongeveer 8 stuivers voor de reis van Amsterdam naar Rotterdam. De reis duurde, afhankelijk van weer en wind, ongeveer 12 uur. In 1579 betaalde je voor de reis per schip van Utrecht naar Amsterdam 10 stuivers.

 

Vervoer per kar en per boot. Dorpsgezicht met windmolen, Crispijn van de Passe (I), naar Jan Brueghel (I), 1580 - 1588. (Online collectie Rijksmuseum).