Kleding in de 17e eeuw

Kleding was duur in de 17e eeuw. De vraag naar stoffen was groter dan het aanbod en dat deed de prijs stijgen. Bovendien werd alles nog met de hand gemaakt wat arbeidsintensief was. Kleding diende niet alleen als functioneel kledingstuk, maar ook als een manier om sociale status en rijkdom uit te drukken. De welgestelde klasse droeg vaak kleding gemaakt van dure materialen, versierd met borduursels en andere decoratieve elementen. Maar ook eenvoudige kleding was relatief kostbaar, waardoor de lagere klasse veelal zelf kleding maakte of bestaande kleding eindeloos vermaakte. Nu deed men wel veel langer met kleding dan tegenwoordig. Met jassen en overkleding vaak 10 jaar of meer.

Vrouwen droegen dagelijks een combinatie van onderrokken, lijfjes, rokken, schorten en jakken. Deze waren vaak gemaakt van linnen, katoen of wol. Zo’n set kostte vanaf zo’n 20 gulden voor een eenvoudige set, tot 50 gulden of meer bij luxere materialen en fraaiere ontwerpen. Een elegante zijden japon voor vrouwen van hoge kwaliteit met fraaie versieringen, in lijn met de Barokstijl, was met 100 gulden alleen weggelegd voor de welgestelde klasse. Een fijne kanten kraag die op zo’n japon werd gedragen kostte enkele guldens tot enkele tientallen guldens, afhankelijk van de complexiteit en de fijnheid van het kantwerk.

Een eenvoudig hemd of slaaplaken kon je kopen voor 2 tot 4 gulden. Een eenvoudige broek of rok van wol of linnen kostte in de 17e eeuw ongeveer 4 tot 10 gulden. Een luxere broek of rok van fijne wol, geschikt voor mannen of vrouwen, kostte 8 tot 20 guldens, afhankelijk van de kwaliteit van het materiaal en het vakmanschap. Een broek of rok van zijde of fluweel kon oplopen tot 50 gulden of meer. Een verfijnde hoed met decoratieve linten en mogelijk veeraccenten kostte 2 tot 10 gulden, afhankelijk van het ontwerp en de gebruikte materialen.

Een jas voor mannen varieerde van 10 tot 50 guldens, afhankelijk van de complexiteit van het ontwerp, de versieringen en de materialen. Mannen droegen kniebroeken, vaak met bijpassende vesten of jassen. Deze konden worden gemaakt van wol, linnen of zijde, afhankelijk van de gelegenheid. Een complete outfit kostte tussen de 30 en 70 gulden.

Eenvoudige leren schoenen, vergelijkbaar met voorgaande eeuwen maar mogelijk meer verfijnd, kocht je vanaf zo’n 5 gulden, afhankelijk van de kwaliteit van het leer en het vakmanschap. Luxere schoenen en laarzen, gemaakt van fijn leer en mogelijk versierd met borduursels of andere decoraties konden oplopen tot 40 gulden of meer, afhankelijk van het ontwerp en de materialen.

 

De kleermakerswerkplaats, Quiringh Gerritsz. van Brekelenkam, 1661 - 1662 (Online Collectie Rijksmuseum).