Muntgeld in de 16e eeuw

Sinds ongeveer 1520 kwam veel meer zilver beschikbaar en ging men grotere zilveren munten slaan, zoals de zilveren Karolusgulden van 20 stuivers. In het Duitse keizerrijk kwamen er echter vanaf ongeveer 1540 zilveren munten die in waarde gelijk waren aan de zwaardere Duitse gouden guldens van 30 stuivers. Deze werden Taler of Daalder genoemd. Ook Zwolle, Kampen en Deventer begonnen met het slaan van deze daalders met toestemming van de Duitse keizer. Deze daalders waren veel populairder dan de lichtere Karolusguldens.

Philips introduceerde in 1557 een zilveren munt van 35 stuivers die beter aansloot bij de Duitse daalders. Deze munt werd daardoor al snel een succes en Philipsdaalder genoemd. De koers liep later op tot 50 stuivers. In 1562 werd ook het kleinere geld hierop aangepast en kwamen er een halve, een kwart, een vijfde, een tiende, een twintigste en een veertigste Philipsdaalder. In 1576 begonnen de opstandige Noordelijke Nederlanden met het slaan van eigen daalders als tegenhanger van de Spaanse daalders. Daarnaast kwamen er veel penningen, duiten en stuivers (en veelvouden daarvan) voor.

In rekeningen werden bedragen vanaf begin 16e eeuw genoteerd in guldens, stuivers en penningen. Met 2-12-4 bedoelde men een bedrag van 2 guldens, 12 stuivers en 4 penningen. Penningen gingen steeds minder zilver bevatten, totdat ze geheel van koper waren; de duit. We hebben dan:

  • Zilveren penningen die gaandeweg overgingen in koperen duiten
  • Stuivers, dubbele stuivers en vierstuivers
  • Na 1535 ook (Carolus) guldens van 20 stuivers en daalders van 30/32 stuivers
  • Na 1555 ook zwaardere daalders zoals de Philipsdaalder van 35-50 stuivers en denominaties daarvan
  • Na 1575 sloegen de Noordelijke Nederlanden eigen daalders, zoals de leeuwendaalder en prinsendaalder

Koopkracht van veel voorkomende munten in de 16e eeuw (t.o.v. euro's in 2024) was:

Munt Koers 1500 1525 1550 1575
Stuiver 1 stuiver € 5,2 € 3,8 € 3,0 € 1,5
Schelling 6 stuivers € 31 € 23 € 18 € 9
Gulden 20 stuivers € 100 € 75 € 60 € 30
Philipsdaalder 50 stuivers € 150 € 75

Gemiddeld dagloon van een geschoolde arbeider in de 16e eeuw:

Jaar Inkomen per dag Uitbetaling
1500 5 stuivers In (dubbele) stuivers
1525 6 stuivers In (dubbele) stuivers
1550 8 stuivers In (dubbele) stuivers
1575 9 stuivers In 1/5e en 1/10e Philipsdaalders
1600 10 stuivers In 1/5e en 1/10e Philipsdaalders

Voorbeelden van munten die in de 15e eeuw in de Nederlanden circuleerden zijn:

Een stuiver van Nijmegen uit 1582. De koopkracht van een stuiver was toen vergelijkbaar met zo’n 1,5 euro in 2024.

Een 1/5e Philipsdaalder van Gelderland uit 1566 met een koopkracht vergelijkbaar met ongeveer 20 euro in 2024.

Een arendrijksdaalder van Kampen uit 1598 met een koopkracht vergelijkbaar met ongeveer 50 euro in 2024.