Overnachten in de 16e eeuw

In de 16e eeuw was reizen, net als in de 14e en 15e eeuw, een uitdagende en vermoeiende onderneming en mogelijkheden voor overnachten waren vaak eenvoudig. Herbergen werden een steeds belangrijker mogelijkheid om te overnachten voor reizigers en handelaren. Er ontstonden verschillende soorten herbergen voor specifieke doelgroepen, zoals herbergen specifiek voor pelgrims, handelaren, reizigers van hogere sociale status en zelf voor kunstenaars. Herbergen werden ook comfortabeler en verwarmingsmogelijkheden voor koudere maanden werden steeds meer gemeengoed. 

Herberg De Gulden Roos zou in de 16e eeuw een herberg geweest kunnen zijn gelegen aan de rand van een drukke handelsweg. Het gebouw had vakwerk muren, een rieten dak en een houten uithangbord sierde de ingang met een afbeelding van een glanzende gouden roos, symbool van gastvrijheid en welvaart. De Herberg bood diverse accommodaties. Reizigers konden kiezen uit een plekje op een slaapzaal voor 4 stuivers per nacht of een eenvoudige kamer voor 8 stuivers per nacht met stevige houten bedden, houten kisten voor bezittingen en dikke, warme dekens. Voor degenen die nog meer comfort wilden waren er privékamers met zachte lakens, gordijnen, een kast met houtsnijwerk en een warme open haard voor 15 stuivers per nacht. De herberg serveerde hartige en smaakvolle maaltijden. Gasten konden genieten van versgebakken brood, stoofpot met lokale groenten en kruiden, en eenvoudige kazen voor zo’n 4 tot 6 stuivers per maaltijd. De herberg had een gemeenschappelijke ruimte met een open haard, waar gasten konden ontspannen, verhalen deelden en muziek maakten. Vaak was er een bard die deuntjes speelde op zijn fluit. Voor degenen die zich wilden opfrissen na een lange reis, waren er gemeenschappelijke wasruimtes en houten badkuipen beschikbaar met warm water voor 3 stuivers. Rekeningen werden meestal aan het einde van het verblijf contant afgerekend of door middel van goederen (ruilhandel).

De herberg met het meeste aanzien in de eerste helft van de 16e eeuw in Amsterdam was Huis Spanje aan de Nieuwendijk met als waard Aelbrecht de Ween. Huis Spanje had regelmatig voorname gasten, zoals de aartsbisschop van Brixen en Graaf Floris van Egmont. In 1535 dineerden daar regelmatig de burgemeester en raadsleden. Waard De Ween rekende daar 8 stuivers per maaltijd voor, inclusief dranken. Meer uitbundiger was een feestmaaltijd voor Graaf Floris van Egmont met 50 gasten met onder meer kalfsvlees, hammen, schaapsvlees, vis, brood, boter, kaas, olijven, veertig hoenders, zeventien duiven, een okshoofd (ruim 230 liter) rode wijn en diverse soorten bier. Dit bijzondere feestmaal kostte bij elkaar 80 gulden of 32 stuivers per persoon.