Reizen in de 19e eeuw

Vergeleken met de 18e eeuw veranderde de manier van reizen in de 19e eeuw. De trekschuit werd langzaam vervangen door schepen met stoommachines. Voor 10 tot 15 gulden kon je in 1865 met de stoomboot van Rotterdam naar Londen (General Steam Navigation Company).  Bovendien werd het wegennetwerk sterk verbeterd, waardoor er veel meer verharde wegen kwamen en het reizen met paard en wagen veel sneller ging en comfortabeler werd. Ook de stoomtrein maakte zijn opwachting. Vanaf 1830 begon de aanleg van spoorlijnen in Nederland en halverwege de eeuw waren de belangrijkste steden al met elkaar verbonden via het spoor.

Vervoer bleef duur voor de meeste mensen. Het goedkoopst was de trekschuit, maar die rekende nog altijd minimaal 2,5 cent per kilometer. Een geschoold ambachtsman die begin 19e eeuw ongeveer een gulden per dag verdiende was voor een ritje van 20 kilometer samen met zijn vrouw een heel dagloon kwijt.

Tussen 1820 en 1850 werd in Nederland een netwerk van verharde wegen aangelegd tussen de voornaamste steden. Dit maakte vervoer per diligence een stuk aantrekkelijker. Het comfort nam toe en de snelheid ook. Een trekschuit legde per uur gemiddeld zo’n 7 kilometer af, terwijl de diligence op verharde wegen wel gemiddeld 12 kilometer per uur haalde. De prijs was met 7 tot 9 cent per kilometer per persoon wel een stuk duurder dan de trekschuit. De komst van de stoomtrein bracht echter een radicale verandering. De tarieven waren in de laagste klasse ongeveer gelijk aan de trekschuit, maar de gemiddelde snelheid was wel 33 kilometer per uur. Overal waar spoorwegen verschenen zag je het gebruik van trekschuiten en diligences afnemen. Een enkele reis met de trein van Utrecht naar Amsterdam kostte afhankelijk van de klasse tussen 1 en 2 gulden per persoon. Nog steeds een pittig bedrag voor de meeste mensen in die tijd.

Aanleg van spoorlijnen vergde echter veel tijd en geld, zodat trekschuiten, stoomboten en diligences nog tot eind 19e eeuw veelvuldig gebruikt werden. Vanaf 1864 was ook de paardentram in opkomt in de grote steden. In 1878 startte de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij RTM met zeven stadslijnen die alle delen van de stad met elkaar verbonden. Ritprijzen waren 10 tot 12,5 cent. Ook kwam er in 1882 een stoomtram van Rotterdam naar Schiedam voor 30 cent per ticket. Paarden bleken duur in gebruik en verzorging. De hoge kosten waren dan ook een belangrijke reden om eind 19e eeuw na te gaan denken over elektrificatie.

 

Boot en trein, M. Hemeleers-van Houter, 1827 - 1894 (online collectie Rijksmuseum)