Muntgeld in de 20e eeuw
Na de eerste wereldoorlog liep de zilverkoers sterk op en werd het zilvergehalte in munten verlaagd. Tot de 2e wereldoorlog waren dubbeltjes, kwartjes, halve guldens en rijksdaalders nog van zilver. Maar daarna kwamen alleen de gulden en rijksdaalder nog als zilveren munt terug. Wel kleiner dan hun voorgangers. En niet voor lang, want na 1967 stopte de circulatie van zilveren munten helemaal, afgezien van speciale uitgaven.
Wilhelmina was koningin der Nederlanden van 1890 tot 1945. Voor het eerst waren de stuivers niet meer van zilver, maar van nikkel. Het dubbeltje van 10 cent was nu de kleinste zilveren munt. Ook het zilveren dubbeltje en kwartje hadden echter hun langste tijd gehad. Na de eerste wereldoorlog liep de zilverkoers sterk op en was het niet rendabel om grote zilveren munten te slaan. Pas vanaf 1922 kwam dit weer op gang, maar wel met een lager zilvergehalte.
De 2e wereldoorlog legde het geldsysteem plat. In die jaren gebruikte men vooral zinken geld en bankbiljetten. Ook Duits geld was in die jaren geldig. De Duitsers hebben de geldpers flink laten draaien, waardoor er veel te veel geld in omloop was. Een geldsanering was na de oorlog nodig.
Na de 2e wereldoorlog was zilver schaars en sinds 1948 werden centen en stuivers van brons gemaakt en dubbeltjes en kwartjes van nikkel. Pas in 1954 kon men in Nederland weer zilveren munten slaan. Eerst de gulden, later de rijksdaalder. Maar door de gestegen zilverprijs, werden deze munten kleiner dan hun vooroorlogse voorgangers. Tot eind jaren 60 kon men de zilverprijs constant houden. Daarna lukt dat niet meer en waren bijna alle landen genoodzaakt om te stoppen met zilveren munten. In Nederland zijn tot 1967 zilveren guldens geslagen. In 1970 en 1973 nog zilveren tientjes, maar die kwamen maar beperkt in omloop. Na 1967 werden guldens en rijksdaalders geslagen van nikkel. Per 1 januari 1973 werden de zilveren munten buiten omloop gesteld. Einde van een tijdperk met zilveren munten.
Koopkracht van veel voorkomende munten in de 20e eeuw (t.o.v. euro's in 2024) was:
Munt | Koers | 1900 | 1925 | 1950 | 1975 |
---|---|---|---|---|---|
Stuiver | 5 cent | € 0,80 | € 0,50 | € 0,30 | € 0,10 |
Kwartje | 25 cent | € 4,0 | € 2,5 | € 1,5 | € 0,5 |
Gulden | 100 cent | € 16 | € 10 | € 6 | € 2 |
Rijksdaalder | 250 cent | € 40 | € 25 | € 15 | € 5 |
Gemiddeld dagloon van een geschoolde arbeider in de 20e eeuw:
Jaar | Inkomen per dag | Uitbetaling |
---|---|---|
1900 | 3 gulden | In guldens |
1925 | 4 gulden | In guldens |
1950 | 10 gulden | Wekelijks contant |
1975 | 40 gulden | Maandelijks per bankoverschrijving |
Een dubbeltje (10 cent) van Wilhelmina uit 1926 met een koopkracht vergelijkbaar met ongeveer 1 euro in 2024.
Een kwartje (25 cent) van Wilhelmina uit 1906 met een koopkracht vergelijkbaar met ongeveer 4 euro in 2024.
Een halve gulden van Wilhelmina uit 1913 met een koopkracht vergelijkbaar met ongeveer 6 euro in 2024.
Een gulden van Juliana uit 1956 met een koopkracht vergelijkbaar met ongeveer 5 euro in 2024.
Een rijksdaalder van Wilhelmina uit 1937 met een koopkracht vergelijkbaar met ongeveer 25 euro in 2024.
Een rijksdaalder van Juliana uit 1966 met een koopkracht vergelijkbaar met ongeveer 10 euro in 2024.