Overnachten in de 14e eeuw
In de 14e eeuw was reizen een uitdagende en vermoeiende onderneming en mogelijkheden voor overnachten waren vaak eenvoudig. Als men onderweg moest overnachten sliep men veelal onder een boom of in een schuur. Of als je geluk had kreeg je onderdak bij particulieren of kloosters. Reizigers met een hogere sociale status, zoals adel of rijke kooplieden, konden soms verblijven in herenhuizen of kastelen van lokale heersers.
Maar er waren ook al herbergen langs belangrijke handelsroutes en in steden en dorpen. Ze waren toen nog vaak onderdeel van een boerderij of een dorpshuis. De kwaliteit van de faciliteiten en diensten varieerde sterk, afhankelijk van de specifieke herberg. Het waren eenvoudige logementen met slaapzalen en kamers waar reizigers een bed konden huren voor de nacht. Ze waren vaak drukbezocht en boden basisvoorzieningen zoals een bed, eten en drinken. Het was een belangrijke plek voor reizigers om uit te rusten, te eten en elkaar te ontmoeten om verhalen uit te wisselen. Een herberg was meestal een laag gebouw, gemaakt van hout, steen of een combinatie van beide. Het had vaak een puntig rieten dak of een dak bedekt met stro of dakpannen. Er waren meestal enkele ramen met kleine glas-in-loodruitjes voor natuurlijk licht. Aan de voorkant van het gebouw was meestal een uithangbord te zien, waarop de naam of het symbool van de herberg stond. Bij het betreden van de herberg kwam je doorgaans in een grote gemeenschappelijke ruimte, ook wel de gelagkamer genoemd. Dit was de centrale ontmoetingsplek voor gasten. De gelagkamer had waarschijnlijk enkele lange houten tafels en banken waar reizigers samen konden zitten en maaltijden konden nuttigen. Er was meestal een open haard of een grote vuurplaats in het midden van de gelagkamer, wat niet alleen zorgde voor warmte, maar ook voor het bereiden van voedsel. De muren van de gelagkamer konden versierd zijn met eenvoudige decoraties, zoals geweien, schilden of landkaarten.
Een herberg die mogelijk in de 14e eeuw bestaan heeft was herberg “De Gouden Os”. Deze herberg was gelegen aan de rand van een drukke handelsroute in een middeleeuwse stad in de Nederlanden. Het was een robuust stenen gebouw met een rieten dak en een houten uithangbord met een glanzende gouden os als teken van rijkdom en overvloed. De herberg bood naast overnachten ook de mogelijkheid om te eten of om je te wassen. De herberg bood verschillende opties voor slaapplaatsen. Reizigers konden kiezen uit gemeenschappelijke slaapzalen met ruwe houten bedden en strozakken voor 2 grooten per nacht. Of een privékamer voor 5 grooten per nacht voor degenen die wat meer comfort wensten. Deze kamers waren voorzien van een eenvoudig houten bed met linnengoed en een wollen deken. De herberg serveerde ontbijt, lunch en diner. Het menu bestond uit eenvoudige gerechten zoals stoofpot, brood, kaas, en groenten uit de tuin. Dranken omvatte lokaal gebrouwen bier en eenvoudige wijnen. Een eenvoudige maaltijd was verkrijgbaar vanaf één groot. Extra luxe, zoals vlees, kostte één of enkele grooten extra. Voor wie wilde opfrissen na een lange dag reizen, waren er gemeenschappelijke wasbakken en houten badkuipen beschikbaar. Warm water was schaars en werd tegen een extra vergoeding van één groot verstrekt. Het betalen van de rekening gebeurde meestal aan het einde van het verblijf met contant geld of met goederen in ruil voor de diensten.