Kleding in de 14e eeuw
In de 14e eeuw droeg men kleding van wol of linnen. Zijde was een luxe product. De tuniek was een belangrijk kledingstuk en was een soort overkleed dat vaak tot net boven de knieën rijkte. Mannen droegen daar een broek onder en vrouwen een wijde rok. Men droeg vaak puntige leren schoenen met aan de voorkant een verlengde en verhoogde opkrullende zool (een zogenaamde poulaine). Prijzen varieerden sterk en waren afhankelijk van kwaliteit en decoratie.
Voor een eenvoudige wollen tuniek die door arbeiders en lagere klassen werd gedragen moest men 2 tot 3 schellingen betalen (24 tot 36 grooten), afhankelijk van de kwaliteit. Een wollen mantel, die vaak wat duurder was vanwege het gebruik van dikkere en warmere stof, kostte mogelijk 4 tot 6 schellingen. Een zijden overkleed of jurk voor vrouwen van hogere sociale klassen of adel was aanzienlijk duurder en kostte al snel 3 goudguldens of meer. Hoofddeksels zoals hoeden waren populair bij mannen van verschillende sociale klassen. Een herenhoed van goede kwaliteit van wol of linnen en versierd met een eenvoudige band zou 1 tot 3 schellingen kunnen kosten. Eenvoudige onderkleding, zoals linnen hemden en broeken, werden vaak gedragen om de huid te beschermen tegen de buitenste kledinglagen. Deze kostten 4 grooten tot een schelling, afhankelijk van de kwaliteit van het linnen.
Eenvoudige leren schoenen kostten ongeveer 2 schellingen (24 grooten), afhankelijk van de kwaliteit. Laarzen of luxere schoenen met fijner leer waren een stuk duurder en konden al snel een goudgulden of meer kosten.