Kleding in de 15e eeuw
In de Nederlanden van de 15e eeuw droegen mannen doorgaans een lange tuniek die tot op de knieën viel, met daaroverheen een korte jas met wijde mouwen die tot halverwege de bovenarm reikte. De jas was vaak versierd met bont of borduursel en werd op de borst dichtgeknoopt met kleine knopen of haakjes. Onder de tuniek droegen mannen een nauwsluitende broek die tot aan de enkels reikte en sokken of kousen die daaroverheen werden getrokken. Daarnaast droegen mannen een hoofddeksel, zoals een muts of een hoed.
Vrouwen droegen in de 15e eeuw vaak lange, wijde gewaden met een strak lijfje en een laag uitgesneden hals. De mouwen waren wijd en liepen uit in een puntige vorm. Over het gewaad droegen vrouwen een overkleed dat open was aan de voorkant en dat aan de borst en de schouders met koorden werd vastgemaakt. Het overkleed was vaak versierd met borduursel en had vaak lange, sierlijke mouwen. Onder het gewaad droegen vrouwen een nauwsluitende onderjurk die tot aan de enkels reikte en die vaak was versierd met borduursel. Vrouwen droegen ook hoofddeksels, zoals een hoofddoek of een sluier.
De prijzen van kledingstukken stegen met de prijzen mee. Er kwamen in de 15e eeuw wel meer variaties, luxere materialen, mogelijkheden om de kwaliteit te verbeteren en om decoraties te verfraaien. Daardoor kwamen er meer duurdere kledingstukken. Voor een eenvoudige wollen tuniek moest men 3 tot 5 schellingen betalen, afhankelijk van de kwaliteit. Een wollen mantel, die vaak wat duurder was vanwege het gebruik van dikkere en warmere stof, zou 4 tot 8 schellingen hebben kunnen kosten. Een zijden overkleed of jurk voor vrouwen van hogere sociale klassen of adel was aanzienlijk duurder en kostte al snel 20 schelling (6 goudguldens) of meer.
Hoofddeksels zoals hoeden waren populair bij mannen van verschillende sociale klassen. Een hoed van goede kwaliteit, mogelijk gemaakt van wol of linnen en versierd met een eenvoudige band, zou 2 tot 5 schellingen kunnen kosten. Eenvoudige onderkleding, zoals linnen hemden en broeken, werden vaak gedragen om de huid te beschermen tegen de buitenste kledinglagen. Deze konden 6 grooten tot een schelling kosten, afhankelijk van de kwaliteit van het linnen. Eenvoudige leren schoenen kostten ongeveer 4 schellingen, afhankelijk van de kwaliteit. Laarzen of luxere schoenen met fijner leer waren een stuk duurder en konden al snel een paar goudguldens kosten.