Voeding in de 15e eeuw
In de 15e eeuw hadden de markten dezelfde functie als in de 14e eeuw. Het was de centrale plek om artikelen te verhandelen en tevens een ontmoetingsplek om nieuws uit te wisselen. Het was vaak nog vrij ongeorganiseerd en de hygiëne liet vaak te wensen over. Naast de producten uit de 14e eeuw kwamen er ook nieuwe producten bij, zoals suiker, tabak en specerijen. Maar vooralsnog waren die met prijzen van 20 tot 40 groot per pond voorbehouden aan de meer welgestelde klasse.
In de 15e eeuw waren veel prijzen hoger dan in de 14e eeuw als gevolg van een grotere bevolkingsgroei en de gevolgen van rampzalige gebeurtenissen zoals de Sint-Elisabethvloed, pestepidemieën en de Honderdjarige oorlog.
Prijzen fluctueerden sterk, maar waren gemiddeld:
- Een roggebrood (kilo): 1 groot
- Een liter bier of liter melk: 1 groot
- Een dozijn eieren: 1 groot
- Een pond kabeljauw: 2 groot
- Een pond boter of kaas: 2 tot 3 groot
- Een pond varkensvlees: 4 groot
- Een pond rundvlees: 6 groot
Na het einde van de Stichtse oorlog tussen Utrecht en omringende gebieden in 1384 waren veel groothandelsprijzen gedaald. Tappers mochten toen niet meer vragen dan een halve groot voor een mengel (1,2 liter) binnenlands bier, zes en halve groot voor een mengel Malvisei (Griekse wijn) en niet meer dan 4 groot voor een mengel rijnwijn. Je kon drank overigens ook in een halve mengel (pint) en kwart mengel bestellen.
Een ambachtsman had een karig menu. Wat roggebrood en wat melk. Of een combinatie hiervan om wat pap te maken. Afhankelijk van de regio en het seizoen ook wat vis, kaas, groente of fruit. Of men maakte hier een stoofpot of soep van. Vlees was doorgaans niet betaalbaar, tenzij dat toevallig in de buurt voorhanden was. Meer welgestelde mensen hadden meer keuze, zoals verschillende brood- en kaassoorten, vlees en vis en soms ook exotische ingrediënten, zoals specerijen, suiker en gedroogd fruit. Naast bier hadden ze ook betere wijnen.